Voorbeelden:
Invoer: list1 = [1, 2, 3] list2 = [`a`,` b`, `c `] Uitvoer: [(1,` a`), (2, `b`), (3,` c`)] Invoer: list1 = [1, 2, 3, 4] lijst2 = [1, 4, 9] Uitvoer: [(1, 1), (2, 4), (3, 9), (4, ``)]
Benadering # 1: Naïef
Voeg beide lijsten samen tot een lijst met tuples met behulp van een for-lus. Maar het nadeel is dat de twee lijsten even lang moeten zijn.
def
samenvoegen (list1, list2):
merged_list
=
[(list1 [i], list2 [i])
for
i
in
bereik
(
0
,
len
(list1))]
return
merged_list
# Driver code
l ist1
=
[
1
,
2
,
3
]
lijst2
=
[
`a`
,
` b`
,
`c`
]
print
(samenvoegen (list1, list2 ))
Afsluiten:
[ (1, `a`), (2,` b`), (3, `c`)]
Aanpak #2: Naïef maar effectiever
Dit methode lost het bovenstaande nadeel op en werkt goed met ongelijke lengtes van twee lijsten. Dit levert ook een try-catch-fout op voor de Index-fout.
Afsluiten: [(1, `a`), (2,` b`), (3, `c`)] Benadering # 3 met behulp van
Afsluiten: [ (1, `a`), (2,` b`) , (3, `c`)] Benadering # 5 Gebruik
Afsluiten: [(1, `a`), (2,` b`), (3, `c`)] |